Begrippenlijst

ADSL: Asymmetric Digital Subsciber Line – Vaste Internetverbinding via telefoonlijn.

Assymmetric: Bij een asymmetrische lijn grootste deel van de lijn is bestemd voor verkeer van Internet naar uw computer (download). Een kleiner deel van de lijn is gereserveerd voor het versturen van informatie naar Internet (upload).

Back-up: Reservekopie van één of meerdere bestanden voor bescherming tegen beschadiging of verlies.

Bandbreedte: Maateenheid voor de hoeveelheid data die per tijdseenheid kan worden getransporteerd over een verbindingslijn.

Bandwidth: Zie bandbreedte.

Bit: De bit is de kleinste eenheid van informatie, namelijk een symbool of signaal dat twee waarden kan aannemen. Het binaire talstelsel stelt deze waarden voor met 1 en 0.

Binaire: Binaire is een getalsysteem, waarin een getal wordt voorgesteld door een rijtje van de cijfers 0 en 1. Een dergelijk cijfer wordt in deze context een bit genoemd.

Bug: Een fout in een softwareprogramma.

Byte: Een byte is een binaire eenheid van informatie voor te stellen als een woord van een aaneengesloten rij van bits.

CMS: Content Management Systeem. Systeem voor het onderhouden van de “content” (structuur, tekst, afbeeldingen, video, geluid) van websites waardoor programmeerwerk of de inzet van ICT-specialisten niet meer nodig is.

Content: Inhoud van een website (tekst, afbeeldingen, video, etc.).

Database: Programma voor gegevensbeheer.

Default: De oorspronkelijke instellingen van een programma of randapparaat ook wel fabrieksinstellingen genoemd.

Defragmenteren: Het reorganiseren van een harddisk, na verloop van tijd worden bestanden in stukken opgedeeld en komen verspreid over de schijf terecht waardoor de toegangstijden toenemen. Een defragmentatie programma plaatst alle verspreide stukken weer netjes bij elkaar.

DHCP: Standaard protocol waarbij IP-adressen automatisch kunnen worden toegewezen, telkens als er een nieuwe verbinding gemaakt wordt.

DNS: Domain Name System, server van een Internet Service Provider (ISP), herkenbaar aan een nummercode. Een DNS-server vertaalt IP-adressen naar begrijpelijke naam.

Domeinnaam: Naam van een Internet-netwerk. Dit is de naam van een netwerk dat deel uitmaakt van het Internet.

Downloaden: Het overdragen van computergegevens van de ene computer naar de andere, waarbij het initiatief van de ontvangende computer uitgaat.

Dpi: Dots per inch, geeft scherpte van afbeelding aan.

Driver: Stuurprogramma voor het aansturen van een randapparaat of een toepassing.

Facebook: Een sociaal netwerk dat je verbindt en in staat stelt media te delen met andere gebruikers.

FAQ: Frequently Asked Questions (veel voorkomende vragen). Een lijst met antwoorden op veel gestelde vragen.

Fileserver: Centrale netwerkcomputer die programma’s en bestanden van alle gebruikers opslaat.

Firewall: Een veiligheids-voorziening om te zorgen dat er vanaf het Internet geen toegang is tot een lokaal computer netwerk .

FTP: File Transfer Protocol. Een transportafspraak voor het direct kopiëren van bestanden via het Internet, via een zelf in te geven server.

Gateway: Uitgang van het lokale netwerk naar het Internet.

Getalsysteem: Een wiskundig systeem om getallen voor te stellen.

Gigabyte: Een gigabyte, afgekort GB is 1024 megabyte. Bij harddisks wordt meestal 1000 MB gebruikt voor 1 gigabyte.

Glasvezel: Zeer dunne glasdraad voor het transport van digitale gegevens in de vorm van lichtsignalen.

Hacken: Legaal cq. Illegaal inbreken op computers.

Hardware: Verzameling van tastbare onderdelen van de computer zoals monitor, vaste schijf, toetsenbord, systeemkast etc..

Hosting: Hosting of website hosting is het 24 uur per dag beschikbaar stellen van een website door een Internet Service Provider (ISP). Een ander woord voor hosting is domain hosting.

HTML: HyperText Markup Language – een beschrijvingstaal in code voor pagina’s op het Internet.

HTTP: HyperText Transfer Protocol – een beschrijvingstaal waarmee pagina’s verzonden worden op het World Wide Web.

HTTPS: HyperText Transfer Protocol Secure, is een uitbreiding op het HTTPprotocol met als doel een veilige uitwisseling van gegevens. Bij gebruik van HTTPS worden de gegevens versleuteld, waardoor het voor een buitenstaander, onmogelijk zou moeten zijn om te weten welke gegevens verstuurd worden.

Hyperlink: Verwijzing naar een ander deel op dezelfde pagina of een verwijzing naar een ander document op het World Wide Web.

Internet: Een groot aantal (miljoenen) computers die met elkaar communiceren via het Internet Protocol TCP/IP.

Internetadres: Een uniek nummer van een computer die aangesloten is bij het Internet, een unieke naam van een Internetcomputer, een unieke naam van een email account op het Internet (naam@domein).

IPv4: Versie 4 van het Internet Protocol. Deze versie vormt de basis voor adressering (de identificatie van computers) binnen het internet. Onder meer wegens het beperkte aantal adressen van IPv4 zal de opvolger IPv6 op termijn IPv4 vervangen.

IPv6: Versie 6 van het Internet Protocol.

IP-adres: Een nummerreeks, aan elke individuele computer toegewezen om de plaats van het apparaat in het netwerk  aan te geven. Het zijn 4 getallen, b.v. 132.12.0.44 en er zijn geen twee computers met hetzelfde IP-adres. Routers kunnen hierdoor specifieke datapakketjes naar unieke adressen verzenden.

ISDN: Integrated Service Digital Network  een soort telefoonverbinding die meer data kan transporteren dan een normale telefoonlijn; hierop zijn onder andere beeld en geluid van hoge kwaliteit mogelijk.

ISP: Internet Service Provider – een aanbieder van Internet toegang.

Kabel modem: een apparaat dat via de tv-kabel toegang kan bieden tot het Internet.

Kilobyte: Een kilobyte, afgekort kB, is 1024 bytes.

Kwizut: Een quiz voor de Beek en Donkse inwoner op 29 december. Succes bij het vinden van het paasei. Klik hier om de vraag van 2012 te bekijken.

LAN: Local Area Network  een lokaal computernetwerk, meestal in een kantoor, maar ook thuis.

Laserprinter: Printer die een pagina afdrukt met toner.

LCD-scherm: Liquid Cristal Display, vloeibare kristallen die gebruikt worden in bijv. schermen van notebooks en laptops.

Megabyte: Een megabyte, afgekort MB, is gelijk aan 1000 kilobytes ofwel 1.000.000 byte.

Moederbord: Printplaat met elektronische verbindingen, waarop alle andere insteekkaarten en overige hardware is aangesloten.

Netwerk: Aaneengeschakelde computers.

Paasei: Een paasei of ‘easter egg’ is een grap of een verborgen boodschap die in een computerprogramma of website is verwerkt. Net als bij echte paaseieren zitten deze snufjes verborgen en moet ernaar gezocht worden.

POP: Post Office Protocol – bezorg- en ophaalsysteem voor e-mail. Een pop mailreader of newsreader kan gebruikmaken van POP2 of POP3, respectievelijk voor twee of drie pogingen.

PPP: Point to Point Protocol – een protocol wat gebruikt wordt om in te bellen naar het Internet en via een TCP/IP connectie met het Internet verbonden te zijn.

Processor: De centrale verwerkingseenheid, het hart van de computer.

Protocol: Een set met regels over de manier waarop 2 apparaten met elkaar communiceren (via een netwerk) . In een protocol staat hoe bepaalde boodschappen moeten worden verzonden en hoe ontvangen boodschappen moeten worden verwerkt

Provider: Internet-aanbieder of datacommunicatiebedrijf.

QWERTY: De naam van een toetsenbordindeling.

Raid: Redundant Array of Independent Disks (vrij vertaald: Uitgebreide opstelling van onafhankelijke disks). Deze techniek wordt gebruikt om een diskvolume sneller en/of veiliger te maken door het volume te verdelen over meerdere harde schijven.

Router: Apparaat voor het verbinden van netwerken met meerdere computers. Staat meestal tussen de modem en de computer, maar kan ook in de modem zelf zijn ingebouwd.

Server: Centrale computer die de Internet-toegang en andere diensten verzorgt.

Signature: Handtekening onder een e-mailbericht, worden samengesteld uit tekens van de ASCII-tekenset en vaak kunstig versierd met tekeningen, logo’s, enz.

SMTP: Simple Mail Transfer Protocol – in gebruik bij de uitwisseling van email tussen pc’s en POP-severs.

Software: Computerprogramma’s of -bestanden.

Spam: Ongewenste email of grote hoeveelheid berichten.

Spam-filter: Software die spam en computervirussen probeert te herkennen en te verwijderen uit een set e-mails.

SSID: Identificatienaam van een draadloos netwerk. Communicatie is alleen mogelijk tussen aansluitingen met dezelfde SSID.

SSL: Secure Sockets Layer. Standaard voor het verzenden van vertrouwelijke data over het Internet.

Subnetmask: Een instelling die wordt gebruikt om een netwerk op te delen in kleinere netwerken.

TCP/IP: Transmission Control Protocol Internet Protocol – Een datatransmissie protocol waarop het Internet is gebaseerd. Door dit protocol kunnen computers met verschillende besturingssystemen met elkaar communiceren.

Terabyte: Een terabyte, afgekort TB is 1000 gigabyte.

Toner: Inktpoeder voor kopieerapparaat of laserprinter.

Trojan horse: Trojaans paard, kwaadwillend programma dat iets anders doet dan de gebruiker verwacht.

Twitter: Een Internetdienst waarmee gebruikers korte berichtjes publiceren.

Upload: Het verzenden van bestanden of andere gegevens van de ene computer naar de andere computer, waarbij het initiatief van de verzendende computer uitgaat.

URL: Uniform Resource Locator, een reeks lettertekens om een specifieke webpagina op het Internet te identificeren en te koppelen.

USG: Unified Security Gateway, een firewall van het merk ZyXEL.

Virus: Computerdata die schade kan aanrichten aan computersystemen en -bestanden.

Virus scanner: Programma dat virussen kan opsporen en uitschakelen.

VoIP: Voice over Internet Protocol. De mogelijkheid om telefonie over Internet te voeren.

VPN: Virtual Private Network. Een eigen, door toegangscontrole en encryptie, beveiligde Internetverbinding.

WAN: Wide Area Network  een netwerk dat computers in meerdere gebouwen met elkaar verbindt.

Webserver: Computer waar één of meerdere websites op staan. De term slaat ook op het programma dat de verzoeken van de web browsers van de bezoekers beantwoordt.

WiFi: Wireless Fidelity. Term die gebruikt wordt draadloze netwerken die gebaseerd zijn op de IEEE 802.11 standaard. De data wordt via radiogolven op een frequentie van 2,4 GHz of 5 GHz verzonden.

WLAN: Draadloze LAN-verbinding.